De historie van de Hoop doet Leven

Het zeilschip Hoop doet Leven

“Op 25 augustus 1925 gleed het gloednieuwe schip de Hoop doet Leven van de scheepshelling van de gebroeders Amels in Makkum. Eigenaar is Pieter Idsinga, turfschipper te Bolsward. Bijna 30 jaar zou hij zijn passie, het zeilen met vrouw Trijntje uitoefenen en veel geluk en voorspoed afdwingen, maar ook tegenwinden, zoals ziekte, leed en verdriet, niet ontlopen.”

Bovenstaande tekst werd neergepend door Jan Idsinga, de zoon van Pieter en Trijntje. Hij schreef samen met zijn vader hun herinneringen en belevenissen neer in een boekje: ‘Sile of yn de Beage met it skip Hoop doet Leven’. Jan was op 14-jarige leeftijd de school moe, zijn vrijheidsgevoel stond hoog in het vaandel en zo ging hij in de zomer van 1941 aan boord bij zijn ouders als schippersknecht. Van het boekje zijn nog twee exemplaren bewaard, ze bevinden zich in het museum van Sneek.

Het turfschip de Hoop doet Leven had een ligplaats aan de turfkaai in Bolsward. Heit (vader) was een volleerd schipper en wist van aanpakken. Naast het harde werk was de vrije tijd schaars en deze werd gevuld met genieten van de natuur, eieren zoeken, vissen en ’s winters schaatsen. De moeder van Jan was recht van het boerenerf op het schip gestapt. Als vrouw van de wal had zij echter een gevoel voor de zeilkunst, zij schuwde het harde werk niet en ze genoot van het buitenleven.

Ids en Joop (Johannes), de broers van Jan, hadden wel doorgeleerd en werkten in loondienst. De appel valt evenwel niet ver van de boom, schrijft Jan, beiden kregen de vaardigheid van hun vader mee en hadden gouden handen. Zo konden ze bijvoorbeeld plezierboten bouwen voor zichzelf en deden ze veel aan watersport.

Sile of yn de Beage met it skip Hoop doet Leven

Heit wilde de Hoop doet Leven niet motoriseren, en wou ook geen opduwer met de motor achter het schip. Het was sile of yn de béage, wat Fries is voor zeilen of trekken. Een béage is een trektuig waar men in moest hangen om het schip voort te slepen, wanneer er geen wind was of die niet goed zat. Per twee moesten de kinderen dan precies in de maat lopen, de kleinste vooraan en de grootste achteraan. Ook de schippersvrouwen liepen vaak in de lijn.

Het eerste ijzeren schip bij Amels

Cornelis Amels zag toekomst in de ijzerbouw, in tegenstelling tot zijn voorgangers op de werf. De eerste opdracht voor de bouw van een compleet ijzeren schip kwam van schipper Pieter Idsinga uit Bolsward. Op verzoek van Idsinga kreeg het een klippersteven, hij wilde niet dat zijn familie nat zou worden bij de schoten zoals op het voorgaande skûtsje. Een klipperkont wenste hij echter niet, dit zou teveel ten koste gaan van het familieverblijf in het achteronder. Het werd een zogenaamde paardenkont. Het zeilwerk kwam van firma de Vries uit Harlingen, het timmerwerk werd verzorgd Hendrik Amels uit de Blokmakersstraat.